De vijf criteria voor een succesvolle fietsrij:
1. Controleer de uitrusting van de groep
- De leerlingen moeten een fiets hebben die in orde is, d.w.z. dat de banden opgepompt, de zithoogte geschikt voor de grootte van het kind en twee werkende remmen.
- Zorg dat je een kleine reparatieset (fietspomp, bandenreparatieset, tang, inbussleutel en platte sleutels) bij je hebt;
- een verbanddoos;
- een fluohesje voor elk kind;
- een helm voor elk kind (aanbevolen);
- kleding aangepast aan de weersomstandigheden;
- een rugzak + waterflessen of andere snacks.
2. Beoordeel de vaardigheden van de leerlingen
- Controleer via een kort parcours of de kinderen over de vereiste vaardigheden beschikken om in het verkeer te fietsen: evenwicht, rijden op een rechte lijn, slalom, remmen. Geef ze op grond van je waarnemingen een score die hun plaats in de groep/de fietsbus bepaalt.
- Leer ze in een groep rijden (fietsbusmethode) en snel parkeren zonder van plaats te wisselen. De groep rijdt in één of twee rijen, afhankelijk van de situatie.
- Herinner hen aan de elementaire verkeersregels: verkeerslichten, voorrang, voorrang van de tram, enz.
3. Stel de regels van de groep vast
- Vertrouwen en solidariteit in de groep
- Hoffelijkheid bij andere gebruikers
- Respect voor de verkeersregels
- De groep communiceert zeer duidelijk: stop, probleem, één rij of twee rijen, enz. en volgt altijd de aanwijzingen van de leider op
4. Bereid een geschikte route voor
- De afstand die je zal afleggen, moet realistisch zijn en aangepast aan het niveau en de uitrusting van de kinderen, evenals het soort fietsen dat ze hebben (versnellingen, enz.).
- Gebruik bestaande infrastructuur: kruispunten, GFR, fietsstraten enz.
- Wees je bewust van complexe passages op de route en steek die zo nodig te voet over.
- Plan pauzes en/of voorzie beschutte plaatsen, afhankelijk van het weer.
5. Zorg voor kwaliteitsvol toezicht
- Elke gids kent de route en de grondbeginselen om een fietsgroep te begeleiden.
- De groep moet door minstens twee personen worden begeleid (één vooraan/één achteraan). De leider kent de route, anticipeert op moeilijkheden en begeleidt de groep. Degene die de groep afsluit, informeert de weggebruikers achter hem.haar over de intenties van de groep en zorgt ervoor dat alle kinderen aanwezig zijn. Een derde persoon zorgt er idealiter voor dat elke kruising correct wordt overgestoken en neemt een positie in naargelang de behoeften van de groep.